De wereld van Sofie

De wereld van Sofie is een roman over de filosofiegeschiedenis. Het is een intrigerend boek dat iedereen zal aanspreken die wil leren filosoferen en nieuwsgierig is naar zichzelf en de wereld om zich heen. Via het leven van de jonge Sofie maken we op een toegankelijke manier kennis met de oude Griekse filosofen, middeleeuwse theologen en hedendaagse denkers. In dit seizoen behandelen we de periode van de Verlichting tot de 20e eeuw, waarin de filosofie zelfstandig op zoek gaat naar de zin van het bestaan.

Meer informatie:

WaarAdventskerk
Julianalaan 3 Zoetermeer
Aanvang15.00 of 20.00 uur
Kosten€ 5,- per bijeenkomst voor niet-leden, gratis voor leden
ContactKarl van Klaveren
tel. 06 110 419 92

Datum: maandag 11 september

Verlichtingscultuur (p. 327-345)

De Verlichting is een fundamentele periode van de moderne tijd. Ze bracht invloedrijke denkers voort als Voltaire en Rousseau, maar was vooral maatschappelijk van belang. De westerse mens wordt in deze tijd mondig en gaat zelf nadenken over moraal en zin. Ook in politieke zin is er emancipatie. De Verlichting culmineert in twee revoluties: de Amerikaanse en de Franse. In de ‘Franse tijd’ wordt ook ons land gemoderniseerd: er komt een burgerlijk wetboek, we krijgen achternamen en ook de straten krijgen een naam. Onze hele samenleving wordt gerationaliseerd.

Datum: maandag 9 oktober

Immanuel Kant (p. 346-366)

Immanuel Kant was de belangrijkste filosoof van de Verlichting. Hij vatte haar rationele denkwijze samen, maar wees – belangrijker – ook de grenzen aan van de rede. Uitgaande van de subjectiviteit waaraan we als mens niet kunnen ontsnappen probeert Kant nieuwe ruimte te creeëren voor het denken, de moraal en ook het geloof. Door zijn genie verschuift het centrum van de moderne wijsbegeerte van Frankrijk naar Duitsland. Daar krijgt het een ander karakter door de speculatieve en mystieke aard van het Duitse volk.

Datum: maandag 13 november

De Romantiek (p. 367-385)

Door de eenzijdige focus op de rede ontstond vanaf 1750 een tegenbeweging: de Romantiek. Het was een kindje van het piëtisme, waarin het protestantisme zich van zijn gevoelige kant had laten zien. In de Romantiek staat niet langer het hoofd, maar het hart (gevoel, intuïtie) centraal. Die trend begint in de kunsten, maar verspreidt zich ook naar de filosofie. Rousseau was de eerste romantische denker, al behoorde hij nog tot de Verlichting. In Duitsland komt de Romantiek tot bloei door ‘dichters en denkers’ zoals Novalis, Goethe en Schiller, maar ook Fichte en Schelling, die als eersten een nieuwe idealistische filosofie ontwikkelen.

Datum: maandag 11 december

Hegel en het idealisme (p. 386-398)

De Duitse filosoof Hegel was bijzonder invloedrijk in de moderne tijd. Nog vóór Darwin dacht hij na over de evolutionaire aard van de mens en de geschiedenis. De principes die daaraan ten grondslag liggen zoekt hij in een combinatie van pantheïsme en historisch denken die filosofen nog steeds intrigeert. Zijn drieslag these-antithese-synthese kun je op vrijwel alle dingen toepassen, zelfs op je eigen leven. Ook de wortels van Hegels denken in de Duitse mystiek en de filosofie van Spinoza komt ter sprake.

Datum: maandag 8 januari

Kierkegaard en Schopenhauer (p. 399-412)

Met Hegel komt de vooruitgang van de ‘mensheid’ centraal te staan in zijn culturele ontwikkeling, door hem de geschiedenis van de ‘absolute Geest’ genoemd. Kierkegaard en Schopenhauer waren zijn grootste critici. Ze waren minder optimistisch en stelden vooral de individuele concrete mens centraal. Ze vonden dat Hegel de wereld te abstract benaderde en het leven eruit perste. De subjectiviteit is de waarheid, stelde Kierkegaard die ook een christelijk denker was. Schopenhauer had meer met het boeddhisme, dat door hem voor het eerst in de westerse filosofie wordt verwerkt.

Datum: maandag 12 februari

Marx en de revolutie (p. 413-432)

Hegels beroemdste leerling was Karl Marx, die het denken van zijn leermeester omkeerde. Een veelzeggende uitspraak van hem: ‘Tot nu toe hebben de filosofen de wereld geïnterpreteerd. Het wordt tijd dat ze de wereld veranderen.’ Dat is Marx ook gelukt. Het communisme was het ingrijpende maatschappelijke gevolg van zijn denken over de maatschappij, dat in zijn kritische vragen nog steeds relevant is: ‘In wiens belang handelen we?’

Datum: maandag 12 maart

Darwin en de evolutietheorie (p. 433-458)

Charles Darwin is de vader van de evolutietheorie. Hij was geen filosoof, maar zijn werk heeft grote invloed gehad op het denken over de mens. Zoals Copernicus de aarde uit het centrum van het universum stootte, zo viel de mens door Darwin weg uit het centrum van het leven. We bleken geëvolueerde dieren, waardoor onze driften begrijpelijker werden. De kerk kreeg een enorme knauw door deze nieuwe theorie en de biologie had nu een belangrijk fundament. Maar het darwinisme lokte ook de opkomst uit van het nazisme met haar geloof in de natuurlijke overlevingstrijd van de mens en het recht van de sterkste.

Datum: maandag 9 april

Freud en het onbewuste (p. 459-477)

Sigmund Freud was een joodse psychiater die wars was van religie. Religie was volgens hem projectie. De mens werd zonder het te beseffen geregeerd door zijn onderbuik. De zetel van de driften zocht Freud in het ‘onbewuste’, dat ons denken domineert zonder dat we het in de gaten hebben. Freuds leerling Carl Gustav Jung was optimistischer over mens en religie en kwam met intrigerende gedachten over een ‘collectief onbewuste’.

Datum: maandag 14 mei

Van Nietzsche naar Sartre (p. 478-503)

In het jaar 1900 stierf Friedrich Nietzsche. Hij wordt de ‘filosoof met de hamer’ genoemd omdat hij de ‘grote verhalen’ van het modernisme stuk neerknuppelde in zijn kritische geschriften, die overigens goed leesbaar zijn. Met deze denker begint de postmoderne tijd waarin we nu beland zijn: een tijd zonder objectieve waarheid. De fenomenologie en het existentialisme probeerden op dit fundament nieuwe gebouwen op te trekken, waarvan we vooral de filosofie van Jean Paul Sartre zullen behandelen.