Grote denkers van de twintigste eeuw

Filosofie is tegenwoordig ontzettend populair. In elke boekhandel vind je een tafel met filosofische boeken. Maar wie waren de grote filosofen? Deze cursus biedt een kennismaking met de grote denkers van de twintigste eeuw. De deelnemers ontvangen een syllabus met te lezen teksten. De syllabus bevat naast losse artikelen een groot deel van De existentialisten van Sarah Bakewell (Ten Have 2016). Haar boek plaatst de filosofen in de tijd waarin ze leefden: het Interbellum, de Tweede Wereldoorlog, de Koude Oorlog en de bevlogen jaren zestig. Het biedt naast een filosofiegeschiedenis dus ook een tijdsbeeld van de twintigste eeuw. De cursus wordt gegeven door ds. Karl van Klaveren, vertaler filosofie voor uitgeverij Ten Have en predikant van de Adventskerk. Er is een middag- en een avondgroep.

Meer informatie:

WaarAdventskerk
Julianalaan 3 Zoetermeer
Aanvangmiddagkring 15.00 uur, avondkring 20.00 uur
Kosten€ 5,- per bijeenkomst voor niet-leden, gratis voor leden en donateurs
Info en opgaveds. Karl van Klaveren
tel. 06 110 419 92
Na opgave ontvangt u per e-mail de syllabus met teksten die vooraf worden gelezen.

Datum: maandag 17 september

Schopenhauer en Nietzsche

We beginnen bij twee denkers uit de 19e eeuw, die hun tijd vooruit waren en pas in de 20e eeuw beroemd werden: Arthur Schopenhauer (1788-1860) en Friedrich Nietzsche (1844-1900). Deze enfants terribles, die in de marge van de academische wereld opereerden, spreken nog steeds een groot publiek aan. Schopenhauer had affiniteit met het boeddhisme, en Nietzsche werd de grondlegger (maar ook de criticus!) van het nihilisme. Zijn verkondiging van de ‘dood van God’ was vooral een metaforische oproep om ‘de aarde trouw’ te zijn. Hij nam daarmee afstand van zijn leermeester Arthur Schopenhauer, die nogal pessimistisch was over het leven en de wereld.

Datum: maandag 15 oktober

Levensfilosofie

De levensfilosofie was een breed stroomgebied waarin zich rond het jaar 1900 allerlei denkers bevonden die zich richtten op ‘het leven’ in zijn concrete toevalligheid. Geen bloedeloze abstractie, maar eerbied voor de uniciteit van de dingen en de praktijk van het dagelijks leven. Een van de grote denkers uit deze stroming was de Franse filosoof Henri Bergson (1859-1941) met zijn vitalisme, dat een ‘levenselan’ (élan vital) veronderstelde in de werkelijkheid. Maar ook Duitsland en Amerika kenden eigen vormen zoals het historisme en het pragmatisme.

Datum: maandag 19 november

Van positivisme tot Popper

Het positivisme was een filosofie waarin de natuurwetenschappelijke methode werd vereerd. In Engeland herleefde die benadering als ‘neopositivisme’, waarin alleen logisch zinvolle uitspraken als waarheid werden erkend. De grondlegger ervan, Ludwig Wittgenstein (1889-1951), interpreteerde de uitspraak ‘Waarover je niet kunt spreken, moet je zwijgen’ in zijn late jaren echter steeds mystieker. Hij begon in te zien dat taal alleen betekenis krijgt in een sociale context. Ook de Engelse denker Karl Popper (1902-1994) relativeerde de wetenschap. En Alfred North Whitehead (1861-1947) verbond de wetenschap opnieuw met metafysica, waarbij ‘God’ gedacht werd als een in de wereld aanwezige scheppende kracht. Zo verwerkte hij de kwantumtheorie in de filosofie.

Datum: maandag 17 december

Fenomenologie en existentialisme

In Duitsland ontstond na de teloorgang van de levensfilosofie een nieuwe wijsgerige benadering, die wetenschappelijk wilde zijn, maar ook recht wilde doen aan het mysterie van het leven. Het was de fenomenologie van Edmund Husserl (1859-1938). Husserl leerde zijn studenten anders kijken naar de dingen. Jean Paul Sartre en Simone de Beauvoir hoorden in 1933 van deze nieuwe denkwijze, waarin je kon filosoferen over gewone levenservaringen zoals het drinken van een cocktail of het kijken naar een boom.

Datum: maandag 21 januari

Heidegger en zijn kring

Husserls meest eigenzinnige leerling was Martin Heidegger (1889-1976). Hij herinnerde de filosofie aan de verwondering over ‘het Zijn’ (Sein). Voor de mens gebruikte hij de naam Dasein, wat ‘bestaan’ of ‘er-Zijn’ betekent. Hij trok zich graag terug in een hut in het Zwarte Woud. Zijn joodse leerling (en latere minnares) Hannah Arendt (1906-1975) was aanvankelijk lyrisch over Heidegger, maar werd steeds kritischer vanwege zijn affiniteit met de nazi’s. Ook zijn filosofische kameraad Karl Jaspers (1883-1969) vervreemdde van hem door dit incident.

Datum: maandag 18 februari

Sartre en Camus

Jean Paul Sartre (1905-1980) reist in 1933 naar Berlijn om de fenomenologie van Husserl te leren kennen. Hij geeft er een eigen draai aan. Zo ontstaat het Franse existentialisme, waarin deze benadering nog sterker met het leven werd verbonden, maar ook met literatuur en politiek engagement. Simone de Beauvoir (1908-1986) wordt zijn compaan en partner en hun beider vriend is Albert Camus (1913-1960), die net als zij voor het verzet kiest in de oorlog. Camus thematiseert het absurde in een wereld die steeds absurder wordt.

Datum: maandag 18 maart

‘Kehre’ van Heidegger en Levinas

Heidegger trekt zich na zijn foute keuze in 1933 terug in zijn hut. In een ‘ommekeer’ (Kehre) verlaat hij de filosofie van de ‘vastbeslotenheid’. Hij benadrukt nu het ‘(los)laten’ (Gelassenheit) en de activiteit van het Zijn zelf. Zijn filosofie wordt mystieker. De late Heidegger legt verbindingen tussen denken en dichten, maar ook tussen denken en danken. In een beroemde toespraak over techniek bekritiseert hij het verwoestende karakter van het ‘ego cogito’ van Descartes, dat alles tot ‘bestand’ maakt en objectiveert. Ook de joodse filosoof Emmanuel Levinas (1906-1995) neemt afscheid van het ‘denkend ik’ van de westerse filosofie en kiest voor een radicale oriëntatie op ‘de ander’. Hij doet dat mede uit weerzin tegen Heideggers zijnsdenken en vanuit zijn ervaringen als jood in de oorlog.

Datum: maandag 8 april

Van Buber tot Derrida

Levinas is een filosoof die aandacht verdient. Net als Heidegger heeft hij grote invloed uitgeoefend op latere denkers door zijn volstrekt andere benadering van filosofie. De samenhang met het jodendom is interessant. Het boek Genesis zegt dat ‘het niet goed is dat de mens alleen is’. Zo kwam Martin Buber (1878-1965) tot zijn dialogische filosofie van Ich und Du. Joodse filosofen zoals Buber en Levinas, maar ook Jacques Derrida (1930-2004) en Hans Jonas (1903-1993) zijn sterk beinvloed door deze typisch joodse dialogische manier van denken, waarin ‘verantwoordelijkheid’ centraal staat.

Datum: maandag 20 mei

De Beauvoir en Merleau-Ponty

Simone de Beauvoir was de levensgezel en filosofische compaan van Sartre. Ze was echter ook een zelfstandig denker die het existentialisme toepaste op het leven van vrouwen. Ze dacht gebalanceerder dan Sartre. Ze lijkt daarin op Maurice Merleau-Ponty (1908-1961), een van de fenomenologische vrienden uit de kring rond de ‘filosofische sterren’ Sartre en De Beauvoir. Hij was de ‘danser’ van het gezelschap die altijd zijn ‘cool’ behield. Merleau-Ponty zette op verdienstelijke wijze de ervaring van het lichaam en de waarneming op de agenda van de hedendaagse filosofie. Hij zette daarmee het werk van zijn leermeester Edmund Husserl voort.

Datum: maandag 17 juni

Simone Weil

Ze wordt in het boek van Sarah Bakewell over De existentialisten slechts even genoemd: Simone Weil (1909-1943). Ze verdient meer aandacht. Deze briljante Française uit een Joods gezin studeerde filosofie. Ze was heel radicaal en gevoelig en was gefascineerd door het marxisme en de christelijke mystiek. Ze werkte zij aan zij met fabrieksarbeiders. Empathie was bepalend voor haar leven en denken. ‘Zwaartekracht’ staat in haar denken voor de natuurlijke wereld waarin de verhoudingen tussen mensen en tussen mens en wereld worden bepaald door de natuurwetten. ‘Genade’ doelt op het doorbreken van Gods liefdevolle aanwezigheid in het leven, wat niet door mensen kan worden afgedwongen of voorbereid, maar uiteindelijk alleen te ontvangen is.